Natuurlijke Selectie deel 1
Samenvattende beschrijving van deel 1
(A) Een populatie organismen vertoont variatie in een bepaalde eigenschap die relevant is voor overleving in een bepaalde omgeving. In dit diagram is een donkere kleur gunstig, maar in een andere omgeving kan het tegenovergestelde waar zijn. Als gevolg van hun eigenschappen overleven niet alle individuen in Generatie 1 even goed, wat betekent dat uiteindelijk alleen een niet-willekeurige subgroep erin zal slagen zich voort te planten en hun eigenschappen door te geven
(B). Merk op dat geen enkel individueel organisme in Generatie 1 verandert, maar dat het percentage individuen met verschillende eigenschappen in de populatie verandert. De individuen die overleven uit Generatie 1 planten zich voort om Generatie 2 te produceren.
(C) Omdat de betreffende eigenschap erfelijk is, zal deze tweede generatie (grotendeels) lijken op de oudergeneratie. Er hebben zich echter ook mutaties voorgedaan, die ongericht zijn (d.w.z. ze vinden willekeurig plaats wat betreft de gevolgen van veranderende eigenschappen), wat leidt tot zowel lichtere als donkerdere nakomelingen in Generatie 2 in vergelijking met hun ouders in Generatie 1. In deze omgeving zijn lichtere mutanten minder succesvol en donkerdere mutanten succesvoller dan het ouderlijk gemiddelde. Opnieuw is er een niet-willekeurige overleving onder individuen in de populatie, waarbij donkerdere eigenschappen onevenredig vaak voorkomen als gevolg van de dood van lichtere individuen